Mijn gedachten na mijn eerste dienst op de COVID-afdeling

Een vrouw van in de 70 met COVID-19. Vorige week was ze nog springlevend, nu zijn de enige dingen die haar nog wachten angst en de naderende dood.

Afgelopen zaterdag werkte ik voor het eerst op de COVID-afdeling. Dit is de afdeling waar enkel positief geteste patiënten naartoe gebracht worden, die niet direct naar de Intensive Care (IC) hoeven. Eenmaal thuis heb ik eerst een tijdje voor mij uit gestaard. Ik ben niet snel van slag en als ik dat ben, zal je dat niet snel zien.

Maar zaterdagavond vroeg mijn huisgenoot ‘Gaat het wel?’.

Afgesloten van de buitenwereld

Ik had gewerkt op een soort hermetisch afgesloten afdeling waar je alleen naar binnen mag met een isolatiejas en handschoenen aan, een mondkapje en een bril op. Patiënten mogen geen bezoek ontvangen en het contact met de buitenwereld bestaat uit een tv en, als zij die hebben, een telefoon.

Op de tv zien zij enkel zorgwekkend nieuws: meer besmettingen, meer doden en mensenmassa’s die, ondanks de maatregelen, nog steeds richting stranden en parken vertrekken. Patiënten horen het continue slechte nieuws en zitten om een klankbord verlegen. Het enige dat zij hebben, is angst en eenzaamheid.

Onzekerheid en angst

Het menselijk contact dát zij hebben, bestaat uit gesprekken met artsen en verpleegkundigen, die hen geen hand schudden en hun gehoest en geadem vermijden. Patiënten spreken hun zorgen en onzekerheid uit en waar zij op een vriendelijke, simpele lach en een positief antwoord hopen, krijgen zij te horen dat ze een bocht gaan nemen, niet wetend waarheen.

Bocht 1 is herstel en daarna huist onzekerheid. Patiënten hebben geen zuurstof meer nodig, maar zijn mogelijk nog besmettelijk en moeten zich thuis zien te redden.

Bocht 2 is verdere achteruitgang met of de dood, of beademd worden op de IC met een lang herstel of de dood.

Onze mogelijkheden als verpleegkundigen om hier invloed op uit te oefenen op de afdeling, zijn zeer beperkt. Niet alleen middelen als mondkapjes en brillen, maar ook onze handelingsmogelijkheden. Medicatie en zuurstof toedienen en hopen op het beste zijn er een aantal van. Verder is het simpelweg in gesprek gaan en hun psychische ondersteuning bieden.

Doen wat kan

Maar wat zeg je tegen patiënten als ze je vragen of het goed komt, wanneer ze aangeven dat ze bang zijn om dood te gaan of waarom de mensen ‘buiten’ zich niet aan de anderhalve meter afstand houden? 

Daar had ik zaterdag geen passend antwoord op. Ik kon niet in slaap komen en ik droomde er zelfs over. Vandaag voel ik mij nog steeds onrustig en moet ik mijzelf ertoe zetten om te eten. Wetende dat mijn patiënten niks dan wat ik eerder schreef hebben en zien dat (nu nog) gezonde mensen zich niks van de adviezen lijken aan te trekken, vrat aan mij. Ik raakte er geagiteerd door.

Waarom klapte iedereen eigenlijk afgelopen dinsdag voor zorgverleners als zij niet bereid zijn om met ons dit virus tegen te gaan? Hoe fout moet het gaan voordat zij in actie komen?

 Door zulke negatieve gedachten wil ik mij echter niet laten leiden. Ik heb alle vertrouwen in de regering dat zij dit in goede banen leiden. Zij, maar ook wij zorgverleners, hebben hier wel ieders hulp bij nodig en dat houdt in: afstand houden en binnen blijven. Een goed voorbeeld, doet goed volgen.

Tegelijkertijd zullen wij zorgverleners alles blijven doen wat nodig is en oprecht blijven lachen naar patiënten, vanachter ons mondkapje. Want als je oprecht lacht, lach je ook met je ogen. Dat zien patiënten en zij zullen teruglachen. Want een goed voorbeeld, doet goed volgen.

(Geschreven: maart 2020)

Home » Blog » Mijn gedachten na mijn eerste dienst op de COVID-afdeling